Wat willen we de ontwerppraktijk toewensen?

Leestijd: 7 minuten

Stedenbouwer en architect Henk Hartzema en Marlies van Diest zoeken elkaar professioneel regelmatig op. Een recente ervaring van een van de twee biedt dan vaak de aanleiding om het vak stedenbouw eens even kritisch tegen het licht te houden. Het tweetal wil daar nu wat langer de tijd voor nemen. Ze ontmoeten elkaar, boven op een duin in Ouddorp op het Zuid-Hollandse eiland Goeree. Er ontspint zich een gesprek dat even panoramisch van aard is als het uitzicht: Kun je als stedenbouwkundige de wereld veranderen? Nee, natuurlijk niet. Of toch wel?

Maak samen een vuist

Nog voordat hij gaat zitten steekt Hartzema van wal. Er is hem iets overkomen en het zit hem hoog. Bij een mondelinge toelichting van een van zijn projecten trof hij een commissie die zich behoorlijk betweterig opstelde. De leden gingen niet uit van de goede intenties van Hartzema, maar vroegen zich op defensieve toon af of hij de gevolgen van zijn voorstel wel had overdacht. Zichtbaar onthutst: “We zijn elkaar in dit vak constant vliegen aan het afvangen, terwijl we juist nu als vakbroeders de handen in elkaar zouden moeten slaan. Er spelen namelijk allerhande grootschalige ruimtelijke vraagstukken die we met urgentie moeten aanpakken. Over de manier waarop denken we als vakgenoten voor negentig procent hetzelfde. Allemaal zijn we aan het werk voor de toekomstige generaties. Waarom dan tegen elkaar ingaan, in plaats van met elkaar samenwerken?”

Van Diest knikt. Ze herkent de urgentie achter Hartzema’s pleidooi van samen een vuist maken. Het doordenken van lokale en regionale opgaven tot en met het nationale schaalniveau, is van groot belang, wil je oplossingen bieden voor vraagstukken rondom energie, klimaat, biodiversiteit of agrarische vernieuwing. Dat lukt alleen door samen te werken. Wel heeft ze haar twijfels of het ooit zal lukken om samen als vakgemeenschap een vuist te maken. “Het elkaar vliegen afvangen is een hardnekkig fenomeen. Mensen denken al snel dat je bijbedoelingen hebt als je een open en eerlijk verhaal vertelt of ergens te hard aan trekt. Hoe emotioneler wij worden in het najagen van schoonheid, hoe meer dat door niet-vakgenoten wordt gezien als onrealistisch.” Dus ja, beter samenwerken. Maar niet alleen als vakgenoten onderling. Van Diest: “Wil je iets bereiken, dan moet je als ruimtelijk ontwerper van onderaf de mensen meekrijgen. Als het je lukt om het vertrouwen te krijgen dat je goede bedoelingen hebt, bestaat er kansen van slagen om veranderingen door te voeren.”

 

Het authentieke landschap staat onder druk

Zelfs in een klein dorp als Ouddorp vragen opgaven bij het oplossen ervan om een visie die de lokale schaal overstijgt. Van Diest werkte hier in opdracht van de gemeente Goeree-Overflakkee aan een gebiedsvisie voor de Kop van Goeree. “We kwamen tot de conclusie dat Ouddorp geen ruimte meer heeft om nieuw programma te absorberen. Je komt hier om een authentiek landschap te vinden, om iets anders te zien dan wat je thuis ziet.” De setting van het gesprek illustreert dat: duin alom. Geen strandtent te zien, waaruit schreeuwerige muziek komt, niet het zoveelste vakantiepark met precies gelijke huisjes als zijn evenknie aan zee in Noord-Holland. “Niettemin staat ook hier het authentieke landschap onder druk”, aldus Van Diest. “Als er nog meer recreatie bijkomt, verrommelt het landschap en verliest Ouddorp zijn unieke kwaliteit.” Tegelijkertijd is er vraag naar recreatie en zijn de huisjes die hier nu staan enkel betaalbaar voor de happy few. “Ga je alle rommel die je in Ouddorp niet wilt hebben dan naar Flakkee brengen?” Een retorische vraag.

“Tegelijkertijd, als je recreatie niet wilt uitbreiden, welke economische waarde heeft het landschap in dit deel van Nederland dan nog? Wat gebeurt er met het landschap als de boeren weggaan? Je kunt niet van al het landschap natuur maken.”

 

Grootste stekkerdoos van Nederland

Hartzema wijst het duin over. Verderop, in het gebied Noord- en Zuid-Beveland, Walcheren, Oosterschelde, Westerschelde en de Noordzee, werkt hij aan een inzending voor de Eo Wijersprijsvraag. Ook daar spelen kwesties die niet geïsoleerd binnen de projectgrenzen op te lossen zijn. “Dat deel van Zeeland is de grootste ‘stekkerdoos’ van Nederland aan het worden”, aldus de stedenbouwkundige. Alle grote kabels van de windmolens van zee komen in Walcheren het land binnen. Er lopen nu al drie hoogspanningslijnen van de kust landinwaarts en er komen er nog twee bij, misschien wel drie. De eerste waterstoffabriek van Nederland gaat ook in Zeeland gebouwd worden. De vraag is of Zeeland dat wel aan kan. Je bent met al die ingrepen namelijk de majestueuze binnenkomst van zee naar land aan het vermorzelen. Bovendien, in het Groene Hart hebben we voor heel veel geld de trein onder de grond gestopt en precies daar zijn nu bovengronds de hoogspanningsmasten geplaatst. Met al die masten in het zicht had je beter ook de trein bovengronds kunnen houden. Waarom laat je die energie niet in Castricum het land binnengaan? Dat ligt ter hoogte van de hoofdafnemer, de stad Amsterdam. Dat had een hoop kabels en masten en verrommeling van het landschap gescheeld.”

“Dit is het type opgaven waarvoor stedenbouwend Nederland ontwerpend prima een uitwerking voor weet te maken”, zegt Hartzema. “Maar iedere stedenbouwer wil steeds opnieuw het wiel uitvinden. Het is inmiddels hilarisch als er wéér een ontwerper komt die de hele boel gaat ‘omschetsen’. Hoeveel toekomstkaarten van Nederland bestaan er wel niet al!? We zijn bezig met onszelf als stedenbouwers te etaleren, terwijl we kennis moeten delen. Want als we samen een vuist maken, kunnen we mensen een weerwoord bieden.”

 

Componeren van ruimte

De invulling die traditioneel aan het vak stedenbouw gegeven wordt, draagt er niet aan bij om beter samen op te trekken. De modernistische traditie waarbij gedacht wordt dat de stad maakbaar is, domineert nog steeds onder vele stedenbouwers. Maar in hoeverre lukt het stedenbouwers om een ideale wereld te ontwerpen, vraagt Van Diest zich af.

Van Diest: “Landschapsarchitecten denken heel anders. Dat zijn procesdenkers. Die werken met levende materie, dan geldt dat wat je ontwerpt nooit is wat het wordt. Ze denken dus in tijd. Architecten denken in gestolde materie. Hoe denkt de stedenbouwer? Is zijn beeld van de maatschappij een gestold beeld? Kun je als stedenbouwer maatschappelijk werkelijk verschil maken?”

“Jazeker”, meent Hartzema. “Hoe de mens zich relateert tot ruimte is van invloed op zijn welbevinden. Als een stedenbouwer een stad goed ontwerpt, leeft zo’n stad. Dus hoe die ruimte is gecomponeerd maakt daadwerkelijk verschil.”

Van Diest trekt haar wenkbrauwen op: “Zorgen de mensen niet juist voor de levendigheid? Als je het idee hebt dat je de maatschappij kunt beïnvloeden in een periode van nu tot 50 jaar ben je bijna God.”

Hartzema: “Daarmee benoem je de grote valkuil van de stedenbouw. Als het een geloofsovertuiging gaat worden krijg je ongelukken. Daarom moet je als stedenbouwer altijd een onderscheid maken tussen wat je vastlegt en wat niet. Er moet binnen een sterk raamwerk voldoende ruimte zijn voor initiatieven die zich kunnen ontplooien of voor verandering. De stedenbouwer gaat er niet over of het cafeetje op de hoek leuk is. Voordat je het weet is het failliet en zit er een bloemist.”

Precies met deze aanpak werkt Hartzema als stedenbouwkundige en supervisor aan de VU Campus in Amsterdam. “Daar wilden we de campus meer fluïde verbinden met de omgeving. Tegelijkertijd beoogden we ook de eigenheid van de plek te behouden. Samen met betrokkenen gingen we op zoek naar wat die eigenheid was. We ontwierpen een stelsel van vier pleinen die in de basis blijven bestaan, maar in maat en schaal in de loop der jaren kunnen veranderen. Zo’n sterk raamwerk geeft ruimte voor verandering voor generaties van komende en gaande studenten.”

 

Deur op een kier zetten

Hartzema: “Tijdens mijn opleiding aan de TU Delft had ik grote moeite met het denken in termen als ‘goede’ en ‘foute’ stedenbouw. Keuzes waren te weinig gebaseerd op ruimtelijke overwegingen.” Hij zag het licht na een cursus van hoogleraar landschapsarchitectuur Clemens Steenbergen en universitair hoofddocent landschapsarchitectuur Wouter Reh. “Van Steenbergen en Reh leerde ik dat je als ontwerper een ervaring- of belevingsdoel moet hebben. Dat bereik je vervolgens met inzet van ruimtelijke middelen. Je hebt bijvoorbeeld de intentie om mensen te doen verdwalen, een indrukwekkend schouwspel te maken of oneindigheid te simuleren. Vervolgens kies je passende ruimtelijke middelen, zoals beslotenheid, geslotenheid, vergezichten et cetera om de ruimte te componeren.”

Van Diest knikt instemmend: “Dat is denken in processen in plaats van in maakbaarheid.” Zelf heeft ze een heel concreet idee om tijd in te zetten in het proces van structurele vergroening van de leefomgeving. “Ik wil meer bomen planten, en ervoor zorgen dat ze ook groot kunnen worden. Dan ben ik over veertig jaar nog steeds in beeld.”

Hartzema: “Laat mijn rol nu zijn de deur op een kier te zetten en mensen te laten zien welke wereld er achter die deur zit. Heb ik in de toekomst nog eten en wat voor baan?”

 

Marieke Berkers in gesprek met Marlies van Diest en Henk Hartzema, Ouddorp, 29 juni 2023.