De Nederlandse steden worden voller en dynamischer. De vele nieuwe woningen worden immers grotendeels binnen het bestaande stedelijke areaal ingepast. Tegelijkertijd worden gemiddeld genomen de woningen kleiner. De optelling van dichtere steden en kleinere woningen leidt ertoe dat er steeds minder ruimte voor de gemiddelde stedeling. En dat terwijl de behoefte aan ontmoeting en aan buiten niet afneemt, misschien zelfs wel groeit door het kleiner worden van het gemiddelde huishouden.
In de voetsporen van de Hollandse stad
Van oudsher is de Hollandse stad een gelaagde maar egalitaire entiteit. Geraffineerde weefsels van gebouwen en ruimtes waarbinnen verschillende groepen leven in vreedzame coëxtentie. Stad en tuin zijn in het Nederlands aan elkaar verwant. Het Engelse town, het Zweedse tuna en tuin hebben een gemeenschappelijke ethymologische herkomst in het Oud-Hooggermaans ‘tun’. Zowel tuin als stad boden bescherming en beslotenheid en dat maakt dat we in Nederland een overeenkomst mogen zien in de straten, pleinen en binnenhoven van de stad, de intimiteit van gangen en vertrekken in het huis en de lanen en besloten kamers van de tuin. Vele buitenlandse bezoekers zagen in de zeventiende en achttiende eeuw de Hollandse stad als een stadslandschap. De eenheid van gracht, straat, stoep en huis werd in gedachten visueel verlengd met het perceel achter het huis waar zich de erven bevonden, al vanaf de zestiende eeuw vaak voorzien van een tuin, of elementen daarvan als boomgaard, bleekveld of parterre. De Hollandse stad is bij uitstek open en alomvattend. Een plek voor iedereen.
Stedenbouw schaft zich af
Het is daarom bijzonder en schokkend om te zien dat recentelijk onze steden voller, maar onze stedenbouw steeds holler wordt. Het vak zingt zicht los van een traditie van de maakbare samenleving waarin waarden als collectiviteit, matiging, transparantie en orde zich lieten vertalen in georkestreerde ruimtelijke composities van stedelijkheid, met voorzieningen, woonvormen en landschappelijkheid die daarop aansluiten. We beleven nu een tijdperk van een afgekalfd vakgebied waarin het vullen van bouwblokken en een discussie over de meest wenselijke configuratie van dichtheid het hoogste ideaal lijkt te zijn en waarin dus iedere ruimtelijke ontwerper stedenbouwkundige plannen kan maken. Zonder vergezichten of een idee waar het met de maatschappij naar toegaat is stedenbouw een zielloze vertoning, waarbij het wonder van de toekomst is ingeruild voor de pragmatiek van kengetallen en excel-overzichten. Inwisselbare stedelijke omgevingen worden opgeluisterd met het nieuwe dogma van de levendige plinten. Stedelijke samenhang op basis van rooilijnen, koffietentjes en terrassen. Onze vroegere helden Berlage, Van Lohuizen, Van Eesteren en Verhagen staan erbij en kijken ernaar.
Steden worden harder, de marges kleiner, groen de nieuwe decoratieve moraal. Van de weeromstuit worden kleine enclaves gesticht waar doelgroepen binnen een bepaald woonconcept en begrensde leefomgeving zich kunnen onttrekken aan het grotere geheel. Een stille omwenteling van een open en toekomstgerichte stad naar introverte en bevestigende stedelijke omgevingen.
Pocketplaatsen als cadeau voor de stad
In het stedenbouwkundig kader voor het Havenkwartier in Rijswijk zijn pocketplaatsen voorzien; ruimte die door ontwikkelaar op hun percelen wordt open gelaten en die ten goede komen aan de structuur van de openbare ruimte. Plekken, pleinen en doorgangen vormen een aanvulling op de wegen, havenbekkens en kades. De hypothese is dat deze pocketplaatsen als sociaal ontwerp bijdragen aan het welzijn van bewoners en de gebruikers in dit volle stuk stad.
Voor deze pocketplaatsen zijn middels de stimuleringsregel kwantitatieve voorwaarden geschapen. De stimuleringsregel stelt dat 20% van de kavels niet wordt bebouwd maar wordt ingericht als pocketplaats. Het vloeroppervlak dat door het creëren van deze pocketplaats niet kan worden gerealiseerd mag vervolgens dubbel worden toegevoegd bovenop de eerdergenoemde Rijswijkse hoogte. Door deze alleen toe te staan op 40% van het bebouwbaar oppervlak ontstaan onregelmatigheden in de bebouwingsmassa met een leesbare onderlaag. Het gecompenseerde bouwvolume blijft in hoogte onder een oplopend bouwplafond dat oploopt in hoogte van de aangrenzende Bomenbuurt (12m) naar de snelweg (50m).
Thuis is meer dan het huis
Studio Hartzema / FRESH heeft ruimtelijk onderzoek uitgevoerd naar de betekenis van pocket plaatsen in de verdichte stad onder de titel “Mijn thuis is meer dan mijn Huis”.
Uit het onderzoek is een aantal voorlopige conclusies te trekken. De eerste conclusie is dat de ruimtevorm pocketplaats maar in zeer beperkte mate in het recente stedelijk palet voorkomt. Voorruimtes zijn op een bepaalde manier usance bij publieke gebouwen zoals scholen, universiteiten, gemeentehuizen e.d.. Woongebouwen staan in bijna alle gevallen direct aan de straat (of liggen los in het groen). De meest voorkomende groen-stedelijke gebouwvorm is een hof. Een tweede conclusie is dat, wanneer woonbebouwing een zekere afstand neemt tot de straat, deze ruimte is veel gevallen als restruimte wordt beschouwd. Gelardeerd met onbetekenend groen en gevuld met een logistieke overloop van fietsen en containers lijkt iedere vorm van waardigheid of opwaardering uit het zicht verdwenen. Een laatste conclusie is dat wanneer een pocketplaats wel evident iets toevoegt aan de kwaliteit van het gebouw en de plek, er ook daadwerkelijk sprake is van een aantrekkelijkere woonomgeving. Daarbij vindt er gevoelsmatig een uitbreiding van het woonareaal plaats. Het thuis wordt groter dan het huis. De buitenruimte kan worden toegevoegd aan de kwaliteit van de woning. De woning keert zich niet af maar reikt naar de straat. Omgekeerd betekent het betreden van de pocketplaats het uitstellen van de entree. De woning of het woongebouw neemt afstand middels een representatieve ruimte. Ruimte maken waar deze schaars is voegt waarde toe.
Henk Hartzema in ‘Mijn thuis is meer dan mijn Huis’, Ruimtelijk onderzoek naar de betekenis van pocketplaatsen in de verdichte stad, april 2022