Kloppend hart voor de levenswetenschappen

Leestijd: 3 minuten

De komende jaren transformeert de Universiteit Leiden het Leiden Bio Science Park van bedrijventerrein tot een gemixt woon-werkgebied. Hier komen woningen, kantoren en culturele functies als aanvulling op de bestaande onderwijs- en wetenschapsfaciliteiten. Centraal in het plan ligt het campushart, met het nieuwe Gorleausgebouw en het gerenoveerde monumentale Collegezalengebouw. De verbindende rol van een supervisor was cruciaal bij de ontwikkeling van het gebied.

Al sinds 1984 timmert de Universiteit Leiden aan de weg in het Leiden Bio Science Park. Tot die tijd was dit stuk land ten westen van Station Leiden een bedrijventerrein met een handjevol onderwijsgebouwen. Met het ontstaan van masterplan Knoop Leiden West – een samenwerking tussen de universiteit en zes gemeenten onder regie van de provincie Zuid-Holland – wordt het Science Park een nieuw stuk stad met veel bedrijvigheid en woningbouw. Het Bio Science Park is 110 hectare groot, en strekt zich uit van het station tot net over de A44 richting Oegstgeest. In het gebied liggen zo’n 130 productie-, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, zoals vaccinfabrikant Janssen. Het bedrijvenpark is flink verdicht met gebouwen ontworpen door onder meer cepezed, Wiegerinck en Powerhouse Company. Ze staan als een verzameling blokkendozen in een stedelijk raamwerk van groene corridors die de auto- en fietswegen markeren en het Science Park verbinden met de stad en het buitengebied. Belangrijk bij de realisatie van dit Masterplan is de rol van stedenbouwkundige Henk Hartzema. In 2002 trad hij aan als supervisor met een unieke insteek: over inhoud de gebouwen zelf heeft hij maar weinig te zeggen.

 

Scherpe contrasten

Met een beeldkwaliteitsplan van slechts één pagina schept Hartzema de kaders voor de ontwikkeling van het Leiden Bio Science Park. Zo moeten gebouwen eenduidig en alzijdig zijn en is per kavel de minimumdichtheid van de gebouwen bepaald, ‘om de noodzaak van verdichting te benadrukken’, zegt Hartzema. Hij heft een simpele boodschap voor bedrijven en investeerders die een gebouw in het gebied willen bouwen: ‘Maak een mooie schoenendoos. Hoe eenduidiger het volume, hoe scherper het contrast tussen gebouw en buitenruimte.’ Hartzema noemt zijn rol voor het Bio Science Park ‘overzichtelijk en tegelijk alomvattend’. Hij werkt gemiddeld zes uur per week aan de opgave. Zo houdt hij met de Universiteit en gemeente regelmatig een stedenbouwkundig atelier om de voortgang van de gebiedsontwikkeling te bespreken. Met ontwikkelaars en investeerders spreekt hij individueel af om hun wensen af te stemmen met het beeldkwaliteitsplan. ‘Iedereen wil wat anders, maar het antwoord is altijd: je bent hier te gast. Als ik dat uitleg vanuit het perspectief van een inwoner, zoals een man die de hond uitlaat, wordt dat gewaardeerd. Dat noem ik stedenbouw zonder franje.’

 

Onafhankelijke afdelingen

Dat betekent een sterke focus op de openbare ruimte, waar de omliggende gebouwen zich naartoe hebben te verhouden. Dat wordt geaccentueerd met de nieuwste Ontwikkeling van het Bio Science Park: het Rosalind Franklinplein als campushart door een nieuw landschapsontwerp van West 8. Het campusplein is een ligweide met zitjes, grenzend aan een pleinverharding die om het Collegezalengebouw buigt richting een nieuwe vijver. Om het plein heen verrijst de komende jaren de woonwijk Park More, met ruimte voor acht nieuwe woongebouwen, een tentamencentrum en sportvelden. Onderdeel van het nieuwe campusplein zijn het gerenoveerde Collegezalengebouw en het nieuwe Gorlaeusgebouw. Beide moesten volgens het plan van Hartzema aansluiting vinden op de openbare ruimte, een proces dat goed verloopt zolang de supervisor wordt betrokken. Soms loopt dat spaak, vooral als de universiteit zelf opdrachtgever is. ‘Gebiedsontwikkeling’ en ‘vastgoedontwikkeling’ zijn twee onafhankelijke afdelingen binnen de universiteit. Zo zat Hartzema al vroeg aan tafel bij de ontwikkeling van het nieuwe campusplein, maar werd hij pas laat betrokken bij de plannen voor het Gorlaeusgebouw. Hartzema heeft er ‘alles aan gedaan’ om dit nieuwe onderkomen voor de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen niet ‘als een soort NAVO-hoofdkwartier’ over te laten komen. Het Voronoi-patroon in de arcade voor de gevel is hier bijvoorbeeld het resultaat van. Bij de renovatie en transformatie van het Collegezalengebouw is de toevoeging van een betonnen trap zijn belangrijkste inbreng.

 

Reinout Schaatsbergen, De Architect, november 2024